vrijdag 25 september 2015

Groene thee met jasmijn maakt wat los in een mens

Daar zit je dan, in die veel te grote en te warme aula op de eerste dag van het academiejaar. Je hebt geen oog dichtgedaan van de stress. Je bent om 7 uur wakker geworden en bent je kamer niet uitgekomen, uitgezonderd dan van die 1304930 keren dat je in allerijl naar de wc moest lopen, u raadt het al, ook al van de stress.
Je zit dus in die aula, je luistert naar de mensen die vooraan dingen aan het vertellen zijn. Een van die dingen is dat er blijkbaar een wedstrijd georganiseerd wordt, om iets te schrijven over een facet van de richting Taal-en letterkunde.
Drie dagen later zit je op je kamertje op kot, niets te doen, want je hebt nog geen vrienden. Je besluit dus maar om iets te schrijven.

En dan roepen ze de volgende dag je naam af op de receptie, lezen ze stukjes voor uit je essay en krijg je applaus en een bon van 25 euro van de Fnac.
Geen slechte manier om je academiejaar te starten.



Groene thee met jasmijn maakt wat los in een mens

Moe dat ik was, zondagavond. De dag voordien nog gewerkt op de scouts, gevloerd geweest door een kind van zes en op elegante wijze een te groot stuk brownie proberen te eten. Glorieuze momenten dus, u hoort het al. Zondagnamiddag richting Brussel vertrokken, ’s avonds gingen we immers naar Cirque du Soleil kijken. Eén grote hindernis; het was autoloze zondag, we maakten er dus maar een expeditie van. Van Mechelen naar Brussel op een autoloze zondag: het hartverwarmende verhaal van een gezin op zoek naar parkeerplaats, dat klinkt als een bestseller in wording als je het mij vraagt.
Ik had geprobeerd mijn gedachten te verzetten door te kijken naar blote basten en gymnastiek, wat volgens mij geen slechte manier is om je vakantie te eindigen, maar mijn grootmoeder maakte daar een einde aan. “En, nerveus voor morgen?” vroeg ze met een lachje rond haar verrimpelde lippen. “Nee, dat valt wel mee,” loog ik niet zo overtuigend.

Die zondagavond lig ik dus naar het plafond te staren van mijn kot. Het is een hoog, ouderwets plafond, maar ik was er op slag verliefd op geworden. “Probeer er gewoon niet te veel aan te denken, Cabuy,” sprak ik mezelf streng toe. Wanneer ik tegen mezelf praat, en dat is  best vaak, gebruik ik graag mijn achternaam. Kwestie van iets overtuigender over te komen.
Zoals dat echter gaat, is “er gewoon niet te veel aan denken” geen optie. Dit wordt nog een lange nacht.

Maandagvoormiddag ging ik al eens op verkenning in dat grote MSI-gebouw. Ik had mijn lokaal al gevonden, waarvoor ik mezelf een mentaal schouderklopje gaf, en stapte dan maar terug naar mijn kot. Als voorbereiding luisterde ik nog wat naar Franse rap en at ik een boterhammetje. Terwijl ik mijn theetje opslurp, mijmer ik over pientere teksten, dat turners echt wel de schoonste lijven van alle sportmannen hebben, en uiteraard over de richting die ik over een uurtje zal aanvatten. De belangrijkere dingen in het leven dus.
Heb ik wel de juiste keuze gemaakt? Wat als ik niet slaag in mijn eerste jaar? Spijtig dat die ene turner zo’n lelijke tatoeage had, anders was hij toch nog net een tikje knapper geweest. Ik hoop dat ik straks naast iemand leuk zit in de aula. Zingt hij nu “ Je suis allé en prison, mais qu’au Monopoly”? Potverdekke, dat is goed gevonden!

Ik hoop in elk geval daar in mijn kamertje dat ik het leuk zal vinden. Het studentenleven, de lessen, mijn nieuwe vrienden. Ik hou er de moed in dat ik nog meer zal weten over talen en teksten, dat ik iedereen verbaasd zal kunnen laten kijken wanneer ik mijn eruditie etaleer. En misschien nog het meeste van allemaal dat ik mensen leer kennen die mijn mopjes eindelijk appreciëren. Dat ik over een paar maand, wanneer ik weer eens mijn sleutels kwijt ben en zachtjes mompelend het Egidiuslied citeer, er eindelijk iemand zal lachen. “Sleutels, waer bestu bleven. Mi lanct na di gheselle mijn.”